Skip to main content
Blog

Banken: woorden en daden

Door 22 februari 2016oktober 22nd, 2018No Comments

Vorige week verloor ik voor de rechter van een bank. Die had het faillissement van een cliënt aangevraagd, omdat die niet meer in staat was te betalen. Die constatering was overigens volkomen juist: er was inderdaad geen geld meer en er waren wel schulden. Alsdan voldoe je gewoon aan de criteria die de wet stelt om failliet verklaard te worden. Als je het zo simpel bekijkt was er dus niets aan te doen en is de vraag gerechtvaardigd waar ik me druk om maak. Sterker nog: waarom ik hier zo’n knoop van in mijn maag heb?

Het antwoord ligt in de omstandigheid dat juist de bank die betalingsonmacht volledig regisseerde. Eerst had de bank strenge eisen aan het bedrijf gesteld, binnen twee maanden te vervullen. Dat was terecht want het zat in problemen en een ruzie met de Provincie over vergunningen liep uit de hand. Vervolgens zei de bank echter al na twee weken het krediet op, binnen nog eens twee weken volledige terug te betalen (welk geld er toch al niet was). Ook aan die termijn hield de bank zich niet, want binnen 2×2 dagen liet ze haar dochter leasemaatschappij De Lage Landen de machines weghalen, waardoor er ook geen geld meer verdiend kon worden. Sterker nog: daardoor kon het bedrijfsterrein ook niet leeggehaald worden (het was een recyclebedrijf), waardoor de ondergrond onverkoopbaar was enz. Op die ondergrond had de bank nota bene een hypotheek, zoals de bank toch al tweemaal meer aan zekerheid had dan de schuld aan haar. Ondanks dat de bank dus altijd aan haar geld zou komen, vroeg ze het faillissement aan van het bedrijf, nadat ze dat bedrijf eerst volledig lam had gelegd. Ik noem zo iets bancair vandalisme en bij die term blijf ik ook, want de bank krijgt dadelijk wel haar geld, maar het bedrijf is naar de knoppen, het personeel werkeloos en de overige crediteuren kunnen naar hun geld fluiten (terwijl er genoeg was als het bedrijf gewoon afgewikkeld had kunnen worden).

Zoals echter ook bij de strafrechter: die kan de dader wel bestraffen, maar daarmee de schade nog niet herstellen. Bij een faillissementsaanvraag doet zich daar boven op de wrange omstandigheid voor, dat niet de dader terecht staat, maar het slachtoffer. Ik heb bij de rechtbank nog met kracht proberen te betogen, dat een dergelijke dader natuurlijk niet het faillissement mag aanvragen (crediteurenverzuim en misbruik van recht noemen juristen dat), maar daar was in de faillissementsprocedure volgens die rechter geen plaats voor. Uiteindelijk moest ik er genoegen mee nemen, dat de rechtbank op mijn verzoek een top curator benoemde. Hopelijk komt de bank er daardoor uiteindelijk niet mee weg, maar daar kopen mijn cliënt, zijn werknemers en de crediteuren weinig voor.

Toch blijf ik met een rotgevoel achter: hoe klein de kans ook is, ik houd niet van verliezen en ik houd nog veel minder van onrecht en al helemaal niet als dat door het systeem gedekt wordt. Mijn onbehagen werd nog versterkt door in een uitgebreid interview afgelopen zaterdag met de directeur van dezelfde bank in De Limburger/LD te lezen, dat de bank nooit onnodig een faillissement aanvraagt. Op mijn rechtstreekse brief aan hem over deze aanvrage reageerde hij echter niet eens.

Charles Lückers

 

Charles Lückers is advocaat, gespecialiseerd in ondernemingen, vooral daarvan het bestuur, kapitaal, financiering, jaarrekening en (bescherming tegen) faillissementen. Dit omvat met name doorstarts, bedrijfssaneringen, problemen met banken en bedrijfsovernames. Hij schrijft deze columns op persoonlijke titel en roept lezers met afwijkende of aanvullende opvattingen op te reageren op charles@luckers.nl